Paul Tang: “Overwinnen van progressieven in heel Europa”
Na vijf jaar onderhandelingen, is een wet aangenomen die het spotlicht zet op de duistere wereld van belastingontwijking. Met de wet worden bedrijven verplicht te openbaren waar ze actief zijn, en hoeveel belasting ze in deze landen betalen. Paul Tang is voorzitter van de belastingcommissie van het Europees Parlement en al lang voorvechter van deze wet: “Apple betaalde 0,005% winstbelasting, Google 0,02% en Shell zelfs helemaal niets. Dit is onacceptabel, maar kwam pas naar buiten na grote publieke druk, lang onderzoek of een lek. Met deze wet moet ieder bedrijf laten zien hoeveel belasting ze betalen in de landen waar ze actief zijn. Zo zie je in één oogopslag welk bedrijf verkeerd bezig is.”
Volgens Tang is dit een grote stap in het tegengaan van belastingontwijking. “Belastingontwijkende adviseurs en multinationals weten dat ze fout zitten. Het risico voor imagoschade zal ze dwingen om op een andere manier naar hun belastingafdracht te kijken. Niet als een kostenpost, maar als de consequentie van hun succes, en een kans om bij te dragen aan de samenleving.”
Dat de wet er na jaren van onderhandelen eindelijk komt, is te danken aan druk vanuit Europese sociaaldemocraten. Tang: “Sinds het begin hebben wij als sociaaldemocraten hard ingezet op deze wet. We hebben de Commissie aangemoedigd met een wet te komen, en na hun voorstel hebben wij de wet door het Europees Parlement geloodst. Het proces kwam in een stroomversnelling tijdens het Portugese voorzitterschap van de EU. De linkse regering van premier Costa heeft een meerderheid kunnen vinden van EU-lidstaten om de wet er doorheen te krijgen. Natuurlijk hebben we water bij de wijn moeten doen om onze conservatieve en liberale collega’s mee te krijgen. Maar het feit dat uiteindelijk alleen JA21 tegen de wet is, laat zien hoe breed gedragen de wens is om belastingontwijking tegen te gaan.”
De finale wetstekst wordt vanochtend om 11:00u goedgekeurd door het Europees Parlement. Nadat de wet is aangenomen hebben EU-lidstaten twee jaar de tijd om de verplichting in nationale wetgeving op te nemen.