Een onaangenaam moment van herkenning gisteren: een brief van de ministers Kamp en Dijsselbloem wees op de mogelijkheid van een nieuwe Brusselse naheffing van 200 miljoen euro. Het boegeroep was herkenbaar en voorspelbaar. Nederland zou het braafste jongetje van de klas zijn en daarom miljoenen moeten bijbetalen. In werkelijkheid moeten we eerder vrezen voor strafwerk.
Het is een beeld dat beklijft: Nederland als brave Hendrik binnen de Europese Unie. Het blijkt vaak niet te kloppen. Dat weet ook EU-rekenkamerlid Brenninkmeijer, die de EU onlangs kenmerkte als een ‘club met onbetrouwbare leden’. Leden die onzorgvuldig en zelfzuchtig met Europees geld omgaan. Nederland is daarop geen uitzondering.
Het beeld dat Nederland moet betalen, omdat het zo netjes haar statistieken bijhoudt, blijkt evenmin te kloppen. Eerder is er sprake van een tik op onze vingers voor het opgeven van verkeerde cijfers.
Dat heeft te maken met hoe de Europese begroting wordt samengesteld. Dat gebeurt vrijwel volledig uit de afdrachten, zeg maar het lidmaatschapsgeld dat landen betalen. De afspraak is dat landen een percentage van hun bruto nationaal inkomen (BNI) afstaan. Als een land in het verleden onnauwkeurige cijfers heeft opgegeven, kan dat tot een fikse naheffing leiden, zo bleek vorig jaar.
Zo ver is het ditmaal nog niet voor Nederland: de definitieve correctie wordt pas in oktober berekend. Maar het is niet zonder reden, dat de regering nattigheid voelt. Nederland heeft de laatste jaren getreuzeld met het oplossen van enkele vaagheden rond haar BNI. Zo is er al geruime tijd onduidelijkheid over de welvaart, die Nederland verwerft dankzij buitenlandse investeringen.
Natuurlijk, er zijn lidstaten die het nog bonter maken en waar hele delen van de economie in de schemer plaatsvinden. Nederland moet daarom blijven aandringen op nauwkeurige cijfers, in heel Europa. Maar als we zelf de fout in gaan, moeten we de gevolgen accepteren.
Maar ook de Europese Commissie moet meer aandringen op nauwkeurige cijfers en moet meer ondernemen om ‘verrassingen’ te voorkomen. Daarom ben ik blij dat het kabinet heeft aangekondigd het Nederland EU-voorzitterschap in 2016 onder meer te gebruiken om te komen tot een helderdere Europese begrotingssystematiek. Als lid van de begrotingscommissie in het Europees Parlement zal ook ik daaraan een bijdrage leveren.
Want over de berekening van het lidmaatschapsgeld moet de maatschappelijke discussie niet gaan.